Dorpsportret: “Na de knipbeurt namen ze een glaasje jenever”

Tini Naber-Boesjes is 95 jaar en ze heeft altijd wat te doen. Ze gaat graag op pad, al moet dat nu in de rolstoel. Ze woont al heel lang, sinds haar huwelijk met Albert Naber, in Dalen. In 2009 is ze samen met Albert, bekend als de dorpssmid, in de Selkersgoorn komen wonen en na zijn overlijden woont ze daar nu alleen, maar wel met veel anderen. Ze heeft twee kinderen, twee kleinkinderen en drie achterkleinkinderen.

Uit wat voor gezin komt u?

“Wij hadden een heel fijn, warm en hecht gezin. Ik was de oudste en ben op 25 maart 1929 geboren in Oosterhesselen. Ik had twee broers, die 1 en 2 jaar na mij zijn geboren. Helaas zijn ze allebei al overleden. Mijn vader was kapper, caféhouder, had een winkel in kruidenierswaren en hij gaf dansles. Hij was altijd heel actief en ook te goed en zacht tegen anderen. Hij was een heel lieve man en ik prijs mij gelukkig dat ik op hem lijk. Qua uiterlijk leek ik op mijn moeder, maar nu ik ouder word, lijk ik steeds meer op mijn vader. Dat zeggen mijn neven en nichten ook. Bij de viering van mijn 95e verjaardag kwamen velen mij feliciteren en dat vond ik heel plezierig.”

Mocht u zelf kiezen wat u wilde worden?

“Ik wilde graag verpleegster worden en ben naar de Vakschool in Coevorden gegaan. Mijn vader vond het echter niets dat ik in een ziekenhuis zou gaan werken en toen ben ik thuis gebleven en heb daar geholpen met alle werkzaamheden die er waren. Mijn beide broers mochten wel doorleren en hebben de mulo en de hbs gedaan. Het is wel mooi dat zij mochten doorleren, maar dat had ik eigenlijk zelf ook graag gedaan.
Het werk was thuis met een café, een kapperszaak, een winkel en de danslessen best afwisselend. Bijzonder heb ik altijd gevonden dat sommigen zich eerst lieten knippen, mooi opgeschoren van achter en opzij, en na de knipbeurt gingen ze met mijn vader naar achteren en daar namen ze een glaasje jenever. Ze doopten hun vinger in dat glaasje en smeerden dat vervolgens over hun achterhoofd uit, zodat ze het minder koud kregen als ze naar huis fietsten! De rest van het glaasje dronken ze trouwens gewoon op.
Als ik nu jong zou zijn, ging ik zeker de verpleging in, ik vind het nog altijd jammer dat ik dat niet gedaan heb vroeger.”

Wat waren belangrijke gebeurtenissen in uw leven?

“De oorlog heeft heel veel indruk op mij gemaakt. Voor de oorlog waren er militairen in onze cafézaal geïnterneerd. Het waren 32 mannen en dat weet ik zo goed omdat ik ’s morgens 32 eieren naar deze militairen moest brengen. Toen ik dat de eerste keer deed, zei ik tegen de commandant dat is dan 32 cent en hij zei tegen mij: “Nee hoor, dat zijn 32 eieren!” Typisch dat je je dat nog zo goed herinnert.
Er was veel spanning onder de soldaten. Het waren mannen, maar ook nog jonge jongens en iedereen was bang dat de oorlog zou uitbreken. Vooral na de Kristallnacht, in de nacht van 9 op 10 november 1938 werden in heel Duitsland Joden en hun bezittingen aangevallen, liep de spanning op. Ik heb zelf ook veel last gehad van de onrust die bij de soldaten leefde, maar die ik ook merkte als ik ging fietsen in de buurt van de grens. Ik kon de Duitse soldaten horen oefenen en dat was heel naar. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen, vertrokken de bij ons gelegerde soldaten in de nacht naar achter de waterlinie. Dat gebeurde heel snel en niemand, ook niet de vrouwen van de getrouwde mannen die tijdelijk inwoonden bij mensen in Gees, wist waar ze heen waren gegaan. Velen dachten dat ze in de bossen van Gees zouden zitten, maar dat was dus niet zo. Niemand van deze soldaten is gedood. Na de inval kregen wij Duitse soldaten, het werd door de bezetters gewoon gevorderd. Het waren er niet veel, de ruimte achter ons café werd vooral als opslagplaats van voedsel gebruikt. Ik heb heel lang last gehad van het geluid van overkomende vliegtuigen. Ik heb er nu geen last meer van, maar ben wel bang dat er nog een keer een oorlog komt, kijk maar wat er nu gebeurt in Rusland en Oekraïne.
Het overlijden van Albert was natuurlijk heel verdrietig. Afscheid nemen van je partner is zo definitief en de tijd van ons samen komt dus nooit meer terug. Ik heb nog steeds, en het lijkt wel of dat, nu ik ouder ben erger wordt, heel veel verdriet van het overlijden van mijn schoondochter. Ze was nog maar vijftig jaar en ze voelde altijd als een eigen dochter. Mijn zoon is later hertrouwd met een heel lieve vrouw en dat is allemaal goed, maar zo jong een kind verliezen doet nog steeds pijn.”

Wat is beter en wat minder geworden sinds uw jeugd?

“Beter is dat het veel gemakkelijker geworden is voor de mens. Er zijn veel machines en apparaten die ons leven gemakkelijker maken. Er is nu ook veel minder armoede, al moet ik zeggen dat ik toen ik nog bij mijn ouders woonde, geen armoede heb gekend.
Wat minder is geworden is het karakter van veel mensen. Teveel mensen zijn heetgebakerd, voelen zich snel op hun teentjes getrapt en zijn haastig. Alles moet gauw en snel.”

Hebt u heimwee naar een bepaalde periode in uw leven?

“Mijn zintuigen roepen herinneringen op. Vroeger ging ik met mijn ouders en broers soms op de fiets naar de bloeiende heide bij de Hoge Stoep. Wij kregen dan een appel, keken uit over die prachtige heide en de geur van de heide associeer ik nog altijd met die fijne momenten. Albert en ik gingen later ook wel op de fiets naar dezelfde plek en dat zijn dankbare herinneringen.
Ik heb dat ook met de olielucht van de molen. Mijn ome Rudolf was molenaar, eerst in Gees en later in Dedemsvaart en Noordseschut en de lucht in die molens doet mij nog steeds denken aan hem en aan zijn molens. Het geluid van het bewerken van ijzer in de smidse van Albert zit ook diep in mijn geheugen en daar kan ik met weemoed aan denken.“

Is Albert altijd smid gebleven?

“Nee, toen de wagens en paarden bij de boeren werden vervangen door machines, is hij langzamerhand gestopt. Hij heeft nog wel lang paarden beslagen, maar zijn hoofdwerk werd loodgieter. Wij hadden ook een winkel waarin o.a. ijzerwaren en aanverwante artikelen werden verkocht. Ik heb het altijd leuk gevonden om in de winkel te werken. Het contact met de klanten was fijn en ik kende veel Dalenaren.”

Hoe word je oud?

“Ik ben altijd actief geweest. Ik ben lid geweest van de Vrouwenclub van Volharding. De molens van mijn ome Rudolf hebben indruk gemaakt en ik ben hier in Dalen 11 jaar met veel plezier vrijwilliger geweest in de Jan Pol. Bijzonder was een uitstapje met alle vrijwilligers van de molen met de bus naar Brussel. Ik ben ook vrijwilliger geweest in de Selkersgoorn voordat wij hier kwamen wonen. Ik heb veel geschilderd, er hangen veel kleine schilderijtjes in mijn huis en bij vele anderen aan de muur. Ik had een druk sociaal leven, al is dat wel minder geworden nu ik op leeftijd ben en minder mobiel. Ik kan goed met de mensen omgaan en woon met heel veel plezier in Dalen. Ik doe met activiteiten mee in de Selkersgoorn en het duofietsen vind ik erg leuk.”

Tini Naber-Boesjes
Geboren: 25 maart 1929 in Oosterhesselen
Woont: in de Selkersgoorn
Beroep: winkelierster
Familie: 2 kinderen, 2 kleinkinderen, 3 achterkleinkinderen
Weduwe sinds 2010